Ik krijg regelmatig kleurboeken voor mijn verjaardag of zomaar. Mandalaboeken in alle formaten maar ook kleurboeken voor volwassenen. Die laatste vindt mijn moeilijke hoofd vaak erg ingewikkeld, mandala’s zijn makkelijker. Je begint gewoon altijd met het middelste vakje en werkt dan ring voor ring en kleur voor tot je bij de buitenste ring bent gekomen. Het is zo eenvoudig, en het maakt eigenlijk niet uit welke kleuren je gebruikt. Door alle ritme en regelmaat wordt het automatisch een mooi, regelmatig en kalmerend geheel. Dit komt goed uit, want daar heeft mijn hoofd een chronisch gebrek aan.
Laatst was één van mijn mandalaboeken vol en ik besloot de sprong naar een gewone kleurplaat te wagen. In mijn grote stapel kleurboeken ligt namelijk ook een heel klein boekje met kleine kleurplaten. Een echt mini-boekje van 14 bij 14 centimeter, en dus met mini-kleurplaten.
En hele fijne kleurplaten. Zo fijn dat mijn stiften er te dik voor zijn. Een prima excuus om een bakje met felgekleurde fineliners te kopen voordat ik aan deze nieuwe kleurplaten begin. Het was even bladeren tot ik een goede tekening vond tussen de ingewikkelde tekeningen. Het boekje is zo moeilijk voor mijn hoofd waardoor door het kleuren er een nog grotere warboel en paniek in mijn hersenen ontstaat. Uiteindelijk vond ik een tekening vol terugkerende figuren. Hartjes, takken, bloemen, blaadjes.
Ik kies voor elke figuur een kleur. Rode hartjes, bruine takken, roze bloemen, groene blaadjes. Mijn hoofd zet ik op de ‘laat de boel de boel maar’-stand en in plaats van ring voor ring, werk ik figuurtje voor figuurtje. En ik merk dat dit ook rustgevend kan zijn. Alle witte vakjes zijn nu nog wit, en ze krijgen vanzelf hun kleur als ik zover ben.