Mijn leven draait om veel dingen, waaronder: hoe kan ik iemand anders helpen. Hoe kan ik ervoor zorgen dat de ander het prettig heeft. Hoe kan ik zien wat iemand anders nodig heeft. Hoe kan ik ervoor zorgen dat iemand dit van mij krijgt. Bloedirritant voor mijn vrienden, familie, kennissen, mensen die ik toevallig tegen kom op straat. Maar vooral ook erg vervelend voor mezelf, alle energie die ik steek in gokken wat iemand anders wil, steek ik niet in mezelf. Bovendien kan ik geen gedachten lezen, dus ga ik regelmatig de mist erin. En dat valt natuurlijk weer niet binnen mijn definitie van voor de ander zorgen. Maar nog erger, als ik bezig ben met wat de ander wil, vergeet ik wat ik zelf eigenlijk wil.
Wat ik zelf wil is een werkende smartphone. De laatste 30 graden was heeft mijn smartphone een paar weken terug niet overleefd. Nachten in een pak rijst mochten niet baten. Dus werd het tijd voor een bezoekje aan de Vodafonewinkel om mijn maandelijkse bijdrage aan de verzekering in te ruilen voor een werkende smartphone.
Ik babbelde erop los met duizend verschillende excuses om mijn kapotte telefoon te verklaren, om me ervoor te excuseren dat ik gebruik ging maken van mijn vezekering. En ik voelde me heel erg opgelaten dat de medewerkers zoveel moeite voor mij moesten doen. En dat ik met het gebruik maken van de verzekering, op kosten van de andere verzekerden een nieuwe telefoon zou krijgen. Dat ik vervolgens vijf tot tien dagen zou moeten wachten op bericht, was nog wel de mildste straf.
Blijkbaar kan ik prima functioneren zonder smartphone, maar na twee weken was ik het aardig zat. De beloofde mail zat nog steeds niet in mijn  e-mailbrievenbus. Heel assertief fietste ik naar de winkel.
Na een tijd wachten, werd ik geholpen door een vriendelijke jongedame. Ze keek naar haar scherm. ‘Maar mevrouw,’ zei ze, ‘we hebben u meer dan een week geleden gebeld.’ ‘Maar mevrouw,’ zei ik, ‘dat kan niet, want mijn telefoon is kapot.’ ‘Maar mevrouw,’ zei ze, ‘we hebben twee keer uw voicemail ingesproken.’ ‘Maar mevrouw,’ zei ik, ‘mijn telefoon is kapot. Jullie weten dat, want die heb ik hier ingeleverd.’ ‘Maar mevrouw,’ zei ze, ‘u had toch uw simkaart. ‘Maar mevrouw,’ zei ik, ‘ik had geen toestel.’ Na een tijdje op deze manier feiten te hebben uitgewisseld, en na bijzonder veel verbazing en onbegrip, begreep ze dat ik aan niemand had gevraagd een toestel te lenen. Ze liep het magazijn in en kwam terug met mijn nieuwe smartphone. Ik bedankte haar uitgebreid voor de goede service en fietste weer naar huis.
Thuis zette ik een pot thee en begon met de gebruikelijke ‘ik heb een nieuwe telefoon’-klussen. Bij iedere geinstalleerde app begon het meer te kriebelen. Dit was helemaal geen goede service geweest. Dit was een lachwekkend slechte service geweest.
Ik stuurde een bericht naar de klantenservice en vinkte zowaar ‘klacht’ aan. En terwijl ik dit deed -en een uur later de uitgebreide excuses in ontvangst nam- werd ik heel trots op mijn assertieve ik. Ik was geen zeikwijf, maar een tercht ontevreden klant. Een enorme overwinning op mezelf. En daar mag ik (bij deze) Vodafone voor bedanken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *