Ik ben van het geven, niet van het nemen.
Houdt rekening met anderen, zorg voor anderen, wees er voor anderen. Het waren de regels van mijn ouders. Het zijn mijn leefregels. Het is mijn ik. En ik voel mij schuldig als iemand rekening met mij moet houden, als iemand voor mij moet zorgen, als iemand er voor mij moet zijn.
Als iemand mijn treinkaartje betaald, als iemand nieuwe schoenen betaald, als iemand mijn uitkering betaald. En dan krijg ik acceptatieproblemen. Gelukkig is mijn oma blij dat ik langs kom en ben ik de oppas van mijn zus haar kinderen. En ik ben een sociaal-democraat. De sterken zorgen voor de zwakken. Hoewel ik graag sterk zou willen zijn ben ik vaak zwak. Dus heb ik recht op een woning, eten en zorg betaalt door de sterken.
Maar niet op de voedselbank. Want zo zwak ben ik ook weer niet.
Ik ben altijd zuinig want ik maak altijd mijn potjes op tijdens depressies. De verhuizing kwam plotseling en vond plaats zonder verhuispotjes. Aan het einde van de maand bleef er een klein probleem over. Een probleem van minus twee euro namelijk. En een paar cent. En nog drie weken maand te gaan. En nog minus twee euro te besteden. En een paar cent.
‘Zou ik een maand naar de voedselbank mogen?’ Ik kon de
maatschappelijk werker van het wijkteam nog net spreken tijdens het
inloopspreekuur. ‘Ik weet dat ik er eigenlijk geen recht op heb.’ Met een
aanvraag voor twee maanden verliet ik het pand. ‘Je moet een uur te vroeg gaan,
dan kunnen ze je inschrijven. En neem twee tassen mee.’ Met twee plastic zakken
-één van de Hoogvliet en één van de Albert Heijn- arriveerde ik twee uur te
vroeg en werd ik ingeschreven voor drie maanden. En kreeg ik meteen een
bigshopper in mijn handen gedrukt. Die ging ik namelijk nodig hebben. Langzaam
begon ik te huilen. Hoe moest ik dan nou meenemen? Ja, in die bigshopper
natuurlijk. Maar hoe ik in nou zoveel menemen accepteren?
De tassen gingen vol met meer fruit, groente en vlees dan ik normaal gesproken
eet. Ik kon drie broden mee krijgen. Maar de doucheschuim, tandpasta en
wasmiddel heb ik toch maar niet geaccepteerd. Ik bleef maar huilen.
Thuis ruimde ik mijn boodschappen op. Het fruit op de fruitschaal, de groente in de koelkast en het vlees in de vriezer, het houdbare in de voorraadkast en het wasmiddel -dat op één of andere manier in mijn tas was beland- op mijn wasmachine.
Ik ben niet zo van nemen, meer van het geven. Maar de lieve vrijwilligers hebben me toch zover gekregen.