Ik heb een ring. Het goud is waarschijnlijk nepgoud, de steentjes die ooit glinsterden zijn nu afgesleten door het vele dragen, en daarmee duidelijk van glas. Eén van de steentjes is er zelfs uitgevallen. En dat is dan alweer van zo lang geleden dat de goudkleurige stukjes die hem op zijn plaats moesten houden zijn verbogen.
De ring is van onschatbare waarde. Zelfs als het echt goud zou zijn en de steentjes diamanten, zou niemand de prijs ervan kunnen evenaren.
De ring past niet om mijn ringvinger, zelfs niet om één van mijn pinken. De vorige eigenaar hield duidelijk geen vocht vast door lithium, en ik weet dat zij gedurende het grootste deel van haar leven iets meer dan de helft van mijn huidige gewicht woog. Aan het einde van haar leven, toen de ring ook haar niet paste, woog ze minder dan de helft van mijn gewicht.
Ze heeft mij, toen ik de ring kreeg, verteld wanneer ze de ring kreeg. Ik weet het niet meer precies, al weet ik nog precies in welke situatie we toen waren. We zaten samen met alle dochters op de gele banken. Volgens mij hadden we er ook nog een krukje bijgeschoven. En zij verdeelde haar juwelen onder ons.
Naast de ring heb ik nog meer gekregen, zoals de armband en ketting die zij voor haar vijftigste verjaardag kreeg. Ook die draag ik eigenlijk niet, ze passen wel. Ik doe ze soms, als niemand kijkt, aan. Wellicht is de bruiloft waar ik komende zomer voor uitgenodigd ben, een goede gelegenheid om ze te dragen.
De ring verteld een verhaal. Het was, voor zover ik het goed onthouden heb, een souvenir uit Italië of een ander warm land. Toen ik haar kreeg deed ik hem aan de ketting waaraan ook haar communiekruisje hing. Dat kruisje had ik al eerder gekregen, toen ik volledig in beslag werd genomen door mijn eerste zware depressie. Er hing al een hartje aan van mijn toenmalige vriendje. Later kreeg ik voor mijn verjaardag een ankertje van mijn vrienden van mijn studentenzeilvereniging. Deze kwam gebroederlijk aan de ketting te hangen.
Geloof, hoop en liefde. En de ring. Na het einde van de relatie haalde ik het hartje eraf en verkocht het aan een goud/zilveropkoper. Ik hield haar kruisje, mijn ankertje en de ring. Een keer brak de ketting en ik wist niet hoe snel ik een nieuwe moest kopen om al deze talismannen uit mijn portemonnee te halen en om mijn nek te hangen.
Na een zware lente en zomer brachten mijn oom en tante een nieuwe talisman mee uit Griekenland. Een zilveren hanger met een helderblauwe zee en een blauwe zeilboot. Een Blauwe Schuit. Een ALSZV de Blauwe Schuit. Ik ruilde de ketting om met mijn nieuwe ketting. Een symbool voor de studentenvereniging die zoveel voor mij betekende.
De oude ketting verdween in een juwelendoosje. Ik koesterde het en zette het in een kast. Totdat vorige week de nieuwe ketting brak. Ik pakte mijn oude ketting en deed mijn blauwe schuit erbij. Zo heb ik het enkele dagen gedragen.
Het was een log gebeuren om mijn nek. Uiteindelijk besloot ik toch de ring eraf te halen en tot nader order op de salontafel te leggen.
Ik vind mijn ring mooi. Het feit dat ze zo versleten is maakt haar alleen mooier. Lange tijd heb ik haar nodig gehad om mijn moeder dicht bij me te voelen. Maar het kruisje, het ankertje en de hanger van mijn oom en tante maken ook veel goed. In mijn kast staat nog wel een doosje, speciaal om een ring in te bewaren.
Net zoals mijn jas zal ik hem nooit weg doen, maar waarderen om alles wat er versleten aan is. Ik zal haar lief hebben, net zoals ik mijn moeder altijd lief zal hebben en zij mij.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *