Soms mis ik mijn moeder ontzettend. Dan ga ik naar de Haarlemmerstraat. De witte, katholieke Hartebrugkerk is vaak overdag open. In een nis staat een Mariabeeld. Ik stop dan vijftig cent in het offerblok en steek een kaarsje voor haar aan. Stilletjes fluister ik een onhoorbaar weesgegroetje. Ook als ik ’s nachts bang ben voor alle geluiden die een huis maakt herhaal ik de zo bekende woorden. Ze troosten me.
Ik geloof niet meer. Of ik eigenlijk heb ik vooral besoten om niet te geloven in een God die mijn leven zo vaak ondraaglijke maakt. Ik ben gestopt met geloven omdat iemand mij iets oplegt. Ooit zal ik wel ervaren of de gelovigen of de ongelovigen gelijk hebben. Tot die tijd steek ik geen energie in de vraag of er meer bestaat tussen heel en aarde. Tot die tijd aanbid ik niemand.
Maar soms voel ik me oor God en alles verlaten. Vandaag is weer zo’n dag. Ondanks alle liefde ben ik alleen in de wereld. Door de depressies ben ik in een eenzaamheid verzeild geraakt die nooit meer te genezen is.
De herinnering van de spelende kinderen die gisteren in mijn tuin kikkers vingen is zo vervaagd dat ik het niet scherp meer kan zien. De kaartjes met kusjes, knuffels en aandacht kunnen mijn aandacht niet meer trekken, hun liefde kan ik niet meer voelen. Ik leef in een parallel universum waar liefde niet bestaat.
Op zoek naar een doel van een wandeling zoek ik de groenten die ik teveel heb gekregen uit. De mooiste exemplaren gaan in een tas voor mijn zus. Ik hoop daar even te kunnen knuffelen met mijn nichten.
Nicht één is niet thuis. Nicht twee kijkt televisie. Ik nestel me tegen haar aan op de bank voor een knus tante-nicht moment. Binnen enkele minuten wordt het ruw verstoord als mijn zus komt. De poesjes eten geven van een vakantievierende kennis, wint het van knuffelen met tante Lon. Als ze weg zijn laat ik mijn tas achter.
Met een lach op mijn gezicht worstel ik om weer thuis te geraken. Een vrouw stopt naast me en vraagt de weg. Ik wijs hem. Zij bedankt me.
“En,” zegt ze indringend, “God denkt aan je en Jezus houdt van je. Echt waar. Dat mag je nooit vergeten.”
Ik kijk haar cynisch aan. En dan glimlach ik.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *