Elke rechtgeaarde Brabander heeft bij het woord ‘blom’ een associatie met bloemen. Als ik ‘n blom in mijn haren stopte, ging er een madeliefje achter mijn oor. Ik kocht blommen voor mijn oma. De slaapkamer van mijn ouders herinner ik vol blommen, als mijn moeder thuis kwam uit het ziekenhuis.
Hoewel ik slechts een Brabants accent heb, gebruik ik het woord ‘blom’ regelmatig, net zoals subiet, ons pa en kunde effekes. Hoewel mijn nichten bij deze laatste uitdrukking me glazig aankijken.
Voor mensen die opgegroeid zijn in Breda, kan ‘blom’ ook een andere associatie hebben. Een associatie die voor mij slechtst een vage herinnering is, een herinnering die laatst opkwam toen ik in Rucphen op een bus stond te wachten.
Er reed een vrachtwagen voorbij. Het was een witte vrachtwagen. Er stond met groene letters ‘Blom’ op. Nee, het was geen rijdende reclame voor een tuincentrum.
Blom is de naam van een grote rijschool in Breda. Daags na mijn achttiende verjaardag mocht ik voor het eerst op les (ja, lieve kijkbuiskindertjes, dat mocht toen pas vanaf je achtiende). Mijn instructeur haalde mij thuis op en ik mocht voor het eerst in mijn leven op het gaspedaal drukken.
De maanden daarop werd ik regelmatig thuis opgehaald om mezelf naar school te brengen, een enkele keer had ik les tijdens de drie tussenuren die ik op woensdag had. Ik ontdekte dat met de bus naar huis gaan vanuit het Mencia de Mendozalyceum omslachtig was, maar gelukkig had een klasgenootje al zijn rijbewijs gehaald en een auto gekregen.
Ik volgde een theoriecursus. Bij de proefexamens haalde ik steeds nul fouten. Bij het werkelijke examen maakte ik drie fouten. Na negenentwintig lessen zakte ik, na tweeëndertig lessen behaalde ik het roze papiertje (kijkbuiskinderen een papiertje). Via de muntjestelefoon belde ik mijn moeder en na schooltijd ontmoette ik haar bij het stadhuis. We reden naar een groot parkeerterrein, waar ik mocht oefenen in haar bus. Diezelfde avond ging ik naar de bioscoop met een vriendin. Toen ik vroeg of mijn vader me weg wilde brengen drukte hij zijn autosleutels in mijn hand. Geen breezers meer voor mij.
Soms krijg ik van mezelf, als ik ze echt verdiend heb, blommen voor in mijn vaas. Blommen zijn tegenwoordig bloemen, maar ook nog steeds de oorzaak van het roze pasje in mijn portemonnee.