‘Hé, hoe gaat het?
‘Goed, ik ben al meer dan twee weken semi-stabiel.’
‘Je zult wel trots zijn.’
‘Hoezo?’
‘Nou, je hebt het toch wel mooi voor elkaar gekregen om langer dan je ooit, tenminste langer dan ooit in de afgelopen twee jaar, stabiel te zijn. Je hebt er hard voor gewerkt. Dat heb je knap gedaan.’
Er valt een stilte, ik vind het een rare opmerking maar ik weet niet goed waarom. Na een paar minuten zeg ik: ‘Als ik trots moet zijn omdat ik mezelf stabiel heb gekregen, moet ik dan ook teleurgesteld zijn als ik mezelf niet stabiel krijg. Als stabiel zijn mijn verdienste is, is instabiel zijn dan mijn falen? Als mijn harde werken stabiliteit oplevert, werk ik dan op andere momenten niet hard genoeg zodat ik door mijn eigen schuld instabiel word of blijf?’
‘Als je niet trots bent, ben je dan niet heel erg blij dat je dit voor elkaar hebt gekregen?’ vraagt ze dan.
‘Als ik niet blij hoef te zijn dat ik stabiel ben, hoef ik ook niet teleurgesteld te zijn dat ik instabiel ben,’ beredeneer ik. ‘Ik ben liever niet teleurgesteld in mezelf als ik depressief ben, dan blij omdat ik stabiel ben.’
’Maar is het dan nu niet anders?’ vraagt ze haast wanhopig.
Ik denk aan hoe ik mijn dagen op dit moment door kom. Ik denk aan twee keer mijn wekker uit de snooze-functie zetten om met enig gekreun, maar keurig op tijd uit bed te stappen. Ik denk aan mijn kledingkast open doen en de kleding die ik aan wil aan te trekken gewoon pakken. Ik denk aan in alle rust een boterham eten terwijl ik mijn lunch klaar maak. Ik denk aan naar mijn werk fietsen. Ik denk aan voorstellen om met collega’s te lunchen. Ik denk aan dingen presteren. Ik denk aan tevreden zijn over wat ik af krijg en wat ik niet af krijg voor morgen laten liggen. Ik denk aan achter mijn bureau zitten.Ik denk aan het tuinieren. Ik denk aan rust nemen. Ik denk aan gaan fietsen om te trainen. Ik denk aan twintig minuten wakker liggen voordat ik ga slapen. Ik denk aan alles wat ik normaal gesproken ook doe, iedere dag opnieuw, maar dat nu vanzelf gaat.
’Ja,’ zeg ik, ‘Ja, het is anders. Maar ik ben er niet trots op, ik loop niet over van vreugde. Dit is leven.’