Het is even wennen, lente in Leiden. Ik loop met mijn tikkende hakjes over het roze voetpad van de Breestraat. Ik heb net het kruispunt waar het altijd op miraculeuze wijze net goed gaat achter me gelaten. Ik probeer driftig te tikken, maar het lukt me niet. Ik ben aan het dansen. Ik hef mijn hoofd op naar de zon en herinner me lange zeildagen in de zomer met weinig wind en veel zon. Vandaag is het zo’n dag: weinig wind en veel zon. Zaterdagmarkt in Leiden is een goed alternatief voor de Kagerplassen.
Ze hadden me vanmorgen beloofd: het is rokjesdag. En rokjesdag, dat is het. Nu is het elke dag rokjesdag voor mij, maar niet op iedere dag kan dat zonder mijn dikke panty’s. Zeker niet in februari. Thuis twijfelde ik over sandalen of mijn hakjes, maar ik besloot vandaag als dame te gaan. Na het borstelen van mijn inmiddels erg lange haren vanmorgen, deed ik er een rodevlinderspeld in. Ik gooi het over mijn schouder en ik weet dat zonder de wind het golft over mijn rug in plaats van dat het in de war gaat. De zon laat mijn donkerblonde haren glanzen.
Leiden is plotseling overladen door fietsers, de bussen zitten niet eens halfvol. Ik ben te voet en moet uitkijken of ik niet struikel. Ze zouden eigenlijk stickers moeten plakken op de fietsen die de blindegeleidenstroken blokkeren, maar het lukt me niet eens om me eraan te irriteren. Vlak voorbij de Koornbrugsteeg strand ik achter twee toeristen die stoppen met kaartlezen om ons stadhuis in een bijzonder traag wandeltempo te bewonderen. Ze doen dat in een taal die ik niet versta. Omdat er aan beide kanten fietsen staan, kan ik ze niet inhalen. Maar ik weiger te klagen, want ze hebben niet door dat het prachtige stadhuis voor mij normaal is. Pas als zij de trappen beklimmen krijg ik de kans weer verder te tikken, met dansen. Je kunt je irriteren aan de fietsen, maar je kunt ook blij zijn dat het zo lekker is dat iedereen besloot op de fiets naar de stad te gaan.
Maar terwijl ik over de Breestraat wandel, ben ik bang dat het over een uurtje weer gaat vriezen. Een paar dagen geleden werd ik nog wakker terwijl er rijp op mijn grasveld lag. Wie beloofd mij dat die strakblauwe lucht niet stiekem een ijskoude voorbode van een nieuwe elfstedentocht is. Dat zijn strakblauwe luchten wel vaker in februari. Of zoals laatst dat ik in de vrieskou naar mijn werk ging en door tien centimeter sneeuw naar huis moest ploegen op mijn hakken en ik vier keer onderuit ging, ik had beter laarzen aan gedaan. Vijf dagen later smolten de sneeuwrestanten omdat er alleen maar miezerregen op neer daalde. Zelfs het vilt van mijn winterjas raakte vies doorweekt tijdens mijn tienminutenwandeling naar mijn werk..
Ik ben zo bang dat dat nu gaat gebeuren. Nu meteen, ondanks alle mooie voortekens. En ik had natuurlijk zonnebrandcrème mee moeten nemen, anders zou ik verbranden zoals me dat al zo vaak tijdens het zeilen is gebeurd. Je weet nooit wat er gaat gebeuren. Je weet alleen dat alles snel kan veranderen.
Ik ben er zo aan gewend geraakt dat het nooit langer dan één dag achter elkaar goed gaat en dat ik in mijn handen mag klappen als ik het twee of drie dagen goed gaat. Ik ben er zo aan gewend geraakt dat het ’s avonds slecht met me gaat terwijl het ’s ochtends gewoon nog heerlijk was. Ik ben juist als het goed gaat, het meest angstig dat het weer slecht zou kunnen gaan. Hoe zou ik kunnen geloven dat het gewoon een maand achter elkaar goed gaat, terwijl ik nu al drie jaar de ervaring heb dat dat onmogelijk is. Ik ben gewoon iedere dag dat het goed gaat, bang dat het omslaat. Ik ben gewoon bang dat iedere slechte dag altijd een depressie is. Zo ontzettend bang.
Oh nee, dit blog ging helemaal niet over mijn bipolaire stoornis. Het ging over rokjesdag in februari. En ik hou van het ruisen van mijn rokken langs mijn blote benen. Maar voor de zekerheid heb ik vandaag toch kniekousen aan gedaan.