Graag sta ik naast het zwarte water.
Het water is er stil. Deze plek is stil. Op deze plek heerst
stilstand. Het is er een andere tijd tussen de kale bomen. De bomen
en het water vertellen geen verhaal. Ze zijn er gewoon. De lange,
slanke stammen zijn begroeid met donkergroene klimop. Tussen de bomen
groeien duizenden mini-boompjes. Kaal, net als de overige bomen, maar
met sprieten in plaats van stammen en takken.
De bodem is bezaaid
met verschillende kleuren bladeren. De kleur geel overheerst tussen
de bomen. Ieder blad maakt deel uit van een tapijt dat ieder jaar met
nieuwe bladeren wordt aangevuld. De bladeren op het pad worden door
enkele voorbijgangers verpulverd en vermengd met modder en met
eveneens verpulverde schelpen. Het pad loopt zwart herkenbaar tussen
de stammen en rond het water. Het is zwart herkenbaar in mijn
sprookjesbos. Alleen de kinderen durven van het pad te wijken om te
spelen tussen de sprieten, stammen en bladeren.
Ik ben niet de
enige die naast het water naar het water staart. Een reiger heeft
zijn poten in de modder gezet en steek grijs af tegen de gele
bladeren, de groene klimop en de grijze stammen. Ze is net zo
verstild als het zwarte water en het bos rondom. Met haar strakke
lichaam, haar lange snavel en kralenogen is ze een onderdeel van deze
plek. Zoals alles tijdelijk is.
In het water liggen dikke en dunne
takken en oude stammen te wachten tot het lente wordt, zodat het nest
dat ze samen vormen weer in gebruik kan worden genomen door de eenden
die er vorig jaar ook waren in de lente. Alles komt en gaat en komt
hier steeds opnieuw.
Tussen de bomen met klimop en de fijne
sprieten is blauwe lucht te zien. Het stilte water reflecteert witte,
kalm voorbij varende wolken. De sprieten spelen met de schaduwen. Het
briesje dat de wolken stuurt is hier niet merkbaar. Hier zijn enkel
de stammen, sprieten, bladeren en het stille, zwarte, reflecterende
water.
Ik kom hier graag. Eén van de weinige plekken waar
stilstand nog bewonderd wordt.