Als de zin van een kleuter die zijn
kleine, klame handje in jouw volwassen dameshand heeft gestopt begint
met een op zeer schattige, lieve manier gestelde beginzin begint met
’tante Lonneke?’ kun je veel soorten vragen verwachten.
Ik ken
zijn beginzinnen, ik haal hem bijna wekelijks van school. De ’tante
Lonneke, mag ik met (willekeurig onverstaanbare naam) spelen’-vraag
vind meestal in een andere setting plaats. Dan is hij al naar het
bewuste vriendje toegerend en roept hij je de vraag ongeduldig toe.
De ’tante Lonneke, ik wil niet lopen,’- vraag wordt er over het
algemeen chagrijnig uitgeperst op het moment dat hij ontdekt dat we
naar de bushalte lopen in plaats van naar de parkeerplaats. Onderweg
naar de bushalte -hij houdt er duidelijk niet van- komen
verschillende variaties van uitstelgedrag voorbij. De ‘tante
Lonneke, ik wil naar die speeltuin’ (de speeltuin tegenover school
en niet naar de grote speeltuin bij mijn huis), de ‘tante Lonneke,
ik heb honger’ en de ‘tante Lonneke, ik wil eten’ zijn dan
favoriet.
De ’tante Lonneke, ik heb zere voeten,’ mededeling
wordt uiteraard altijd gedaan op dat kleine stukje wandelen van de
speeltuin naar huis. Nooit andersom.
Maar vandaag kreeg ik dus
een bijzondere wijze gestelde bijzondere beginzin. ‘Tante Lonneke?’
werd er naast me gevraagd. We liepen rustig verder naar de
parkeerplaats. Zuslief liep erg braaf ergens achter ons aan.
‘Zijn we met jouw auto?’ ‘Nee, lieverd, ik heb mama’s auto bij.’
‘Oh,’ het bleef even stil. ‘Waarom heb je geen auto?’ ‘Ik gebruik hem
bijna niet, en dan is dat erg duur.’ ‘Oh,’ ik hoorde haast hersenen
ratelen. ‘Weet je,’ zei hij, ‘Jij moet gewoon naar de straat gaan
-een drukke straat- en dan moet je muziek maken en dan krijg je
centjes en dan kun je mij met je eigen auto van school halen.’
Dus:
wie heeft er een accu of andere draagbare batterij te leen voor mijn
elektrische piano.
Zo lief die oplossingen die kinderen altijd aandragen. Je schrijf het erg leuk! het is alsof ik erbij ben 🙂