Ik sta voor mijn voorraadkast.
Kwarktaart, taaitaaipoppen en oviebollen. Ik ben deze winter een
goede inkoper geweest, maar een slechte bakker. Het lijkt een
bijzondere prijs die ik sinds december betaal voor mijn succesvolle
leven als werknemer, tante, vriendin en schrijver. Ik eet gezond, ik
kook gezond, ik sta mezelf af en toe een uitspatting toe als bittere
noodzaak na het harde werken bij therapie. Ik leer mezelf hoe ik mijn
haren moet invlechten, en zelfs in mijn oude kloffie zie ik er
stralend uit. Ik heb geen make-up nodig om mooi te zijn, om te
stralen. Maar uitgebreid bakken, dat hoef ik niet. Ik ben succesvol
zonder dat ik mijn tijd en energie verspil aan het bewust produceren
van ongezonde dingen.
De tranen zitten me hoog als ik aan het
handwarme water de andere ingrediënten toe voeg. Mijn blender blijkt
best een goede vervanger van een mixer te zijn om het beslag mooi
glad te krijgen. Op het gasfornuis pruttelt mijn koekenpan met
spekjes erin. Ik heb een week geklaagd over de eetbaarheid van het
eten. Nu ik thuis ben, ben ik nauwelijks nog in staat om een
fatsoenlijke maaltijd te bereiden. Volgens het recept moet het deeg
nu dertig minuten rijzen onder vershoudfolie. Dat heb ik niet in
huis. Ik gebruik de oude truc van mijn moeder: een vochtige
theedoek.
Met mijn bakje met spekjes kruip ik achter Netflix.
Schindlers List is uiteraard de geschikte, lichtvoetige kost die ik
nu nodig heb.
Als de film is afgelopen en mijn spekjes op zijn
blijkt mijn deeg al enthousiast te zijn gerezen. Bij gebrek aan
muffinvormpjes maak ik ze in de siliconen bakvormpjes die ik ooit een
keer voor kerstmis kreeg. Sneeuwpopvormige olievollen lijken me wel
toepasselijk voor het soort lente dat we dit jaar beleven. Het was
buiten zo snijdend koud dat ik er spijt van had dat ik niet mijn
dikke omslagdoek had meegenomen. Gelukkig kon ik binnen op mijn kamer
zelf mijn verwarming regelen.
Ik stop de eerste lading oviebollen
in de voorverwarmde oven. Gisterenavond had ik in mijn woonkamer drie
wassen opgehangen. Wassen na een opname is een beetje als wassen na
een vakantie. Altijd onverwachts veel omdat je vergeten bent welke
kleding in je tas nog schoon was en vuil. Maar dan nog erger omdat je
niet van te voren je was had bijgewerkt. Er liggen twee schone wassen
te wachten tot de was van gisteren droog is. En in de woonkamer
liggen nog twee vuile, donkere wassen te wachten tot ik ze om acht
uur ga draaien. Om één of andere reden had ik veel zwarte kleding
meegenomen.
De eerste lading oviebollen zijn klaar. Samen met met
thee kruip ik achter mijn laptop. Geen Schindlers list meer voor mij
vandaag, maar OpenOffice Writer en ik schrijf voor het eerst in
tijden weer een opbouwend blog. Ik knabbel aan de vermomde oliebollen
en ze blijken nog best lekker te zijn.
Mijn nieuwe littekens in
wording schrijnen. Telkens als ik ze voel heb ik verdriet over wat ik
mezelf steeds opnieuw weer aan doe. Dat ik zo vaak in dezelfde kuil
val en dat al het succes van de wereld mij niet hiertegen kan
behoeden. De wonden zijn nog lang niet geheeld. Maar op een dag zijn
ze dat wel. Dan voel ik me weer succesvol. Dan voel ik me weer een
volwaardige en goede vriendin, tante , schrijfster en vrouw. Dan zijn
de littekens herinneringen waar ik nog maar weinig last van heb.
Morgen misschien eerst nog even kwarktaart maken en extra lief voor
me (laten) zijn.