Elke woensdag passeer ik zijn winkel onderweg naar de apotheek. In zijn etalage liggen de verschillende gele kazen opgestapeld, in de koelende toonbank ook veel verschillende witte kazen. Sommige vermengd met kruiden, bij anderen loopt er een blauw of groen spoor door heen. Op de planken aan de muur liggen de nog niet aangebroken kazen.
Het ruikt naar avonden televisiekijken met stokbrood en roomboter. Het ruikt naar uitgebreid lunchen in Frankrijk tijdens lange fietstochten. Het ruikt naar schuilen tegen de regen in Parijs. Het ruikt naar eindeloze borrels met vrienden. Het ruikt naar heerlijke kaas.
Als ik aan de beurt ben pakt hij alvast mijn lievelingskaas. “Hoeveel wilt u vandaag mevrouw?” zegt hij zoals altijd met een vriendelijke lach terwijl hij de emmentaler al vast heeft. Een verkoper wiens ogen mee lachen. Hoewel hij weet dat ik toch wel koop, schaaft hij van verschillende stukken een plakje af. Mijn mond vindt dit ultiem genieten.
Blijft het vandaag bij emmentaler? Of zal ik misschien ook een stukje oude kaas mee nemen? Of wat tynjetaler? Het wordt brandnetel vandaag. De kaasboer snijdt een klein stukje, hij weet dat ik het meestal alleen moet opeten Ik stop de twee stukken kaas in mijn tas en wandel naar de apotheek. Op de terugweg zwaai ik nog even. Ik weet hoe ze proeven
Ik heb inmiddels jaren gehad dat ik deze kazen niet kon betalen. Jaren dat ik het me niet kon veroorloven om stokbrood met roomboter en romige kaas te eten zonder ruzie met mijn weegschaal te krijgen.
Inmiddels ben ik verhuisd. Hoewel ik het nu kan betalen en me het romige kan veroorloven ligt mijn kaasboer niet meer op mijn route. Mijn supermarkt zal mijn voorkeuren niet onthouden, de ogen van de bezorgers zullen niet glimlachen van hun trots op de producten. Maar ik koop wel weer emmentaler, tynjetaler of oude kaas om tijdens het schrijven van mijn blogs het lekker naar binnen te knibbelen.