Pas toen de zon flink begon te schijnen en het een paar dagen echt zomer was kon ik ze plukken, de kroontjes eraf halen ze in twee happen in mijn mond stoppen. De late middag schijnt op mijn gezicht. In mijn hand mijn sleutels.
Het zachte vruchtvlees kauw ik kapot. Ik sluit mijn ogen. Mijn blote armen worden gestreeld door de zonnestralen. Het is de smaak van lang geleden. De smaak van kapotte lange broeken. De smaak van om zes uur opstaan en om zeven uur op het veld zijn. De smaak van mijn eerste bijbaantje. De smaak van op zaterdag-salarisdag een kistje mee naar huis nemen. De smaak van lange, warme zomers.
De overgebleven vrucht geurt naar buiten ontbijten. De geur van witte boterhammen met roomboter in de ochtendzon. De geur van zelfgebakken vlaai. De geur van zelfgemaakte jam. De geur van lange, vergeten zomers.
Ik stop de tweede helft in mijn mond. Ik schop mijn sandalen uit. De tegels zijn droog. De aarde is vochtig. Ik speel met mijn sleutels en sleutelhanger. Ze voelen koud zoals de aarde. De tegels zijn warm zoals het fruit. Mijn bamboe ruist in de weinige wind.
In de keuken staat een bakje klaar. Ik duw de bladeren opzij op zoek naar meer zachte, rijpe, rode vruchten. Mijn handen spelen met de planten. Ik merk voordelen van de strakke rijen en het stro van die ène warme zomer. Rijen en stro die ik in mijn tuin niet heb. Rijen en stro die ik niet nodig heb.
In mijn mond de langzaam weg ebbende smaak. Mijn tweede is klein en slechts één hap waardig. De derde is weer groter. Mijn bakje vult zich slechts langzaam.
Inmiddels regent het weer, maar ik vind het zomer.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *