Als ik hypomaan ben, schrijf ik de slechtste verhalen.
Al tijdens de eerste schrijfclub waar ik lid van was, werden de hypomane schrijfsel altijd afgekeurd. Als mijn hoofd overloopt is er blijkbaar geen plek meer over om dingen te kunnen verzinnen. Niet gek. Tijdens een hypomanie loop ik weliswaar over met energie en zelfvertrouwen, maar ik krijg er een compleet gebrek aan overzicht, structuur en zelf reflecterend vermogen bij.
Inmiddels heb ik dat excuus niet meer. Ruim twee weken geleden werd ik iets wat op stabiel lijkt. Sindsdien is er nu niet bepaald een stortvloed aan verhalen gekomen. Coronatijd is blijkbaar anders dan normale tijden. Ik vind dat helemaal niet leuk. Ik mis het om verhalen te schrijven. Ik wil de hele dag piano spelen en schrijven. Schrijven en piano spelen. En tussendoor white-chocolate-blue-berrymuffins maken en eten.
Nu ik niet meer hypomaan ben, wil ik weer schrijven. Maar het lukt me niet. Waarom lukt het me niet. Ik begrijp het niet.
Ik stop mijn laptop, mijn agenda, mijn notitieboek en etui in mijn tas. Dan trek ik mijn jas aan, pak mijn sleutels en wandel naar mijn werk. Terwijl ik wandel verzin ik zinnen. De mensen die me passeren kijken me wat raar, per ongeluk sprak ik ze tijdens het uitproberen hardop uit. Na mijn werk sluit ik de deur achter mij. Het werkhoofd mag uit, het creatieve hoofd mag weer aan. De hele dag lang heb ik droom-momentjes, mijmer-momentjes, verveel-momentjes, lanterfantmomentjes.
Ik speel amper nog piano. Ik naai, ik werk ik ruim op, ik studeer, ik werk, ik was af, ik tuinier, ik werk, ik schrijf brieven, ik lees, ik badder, ik werk, ik strijk. Ik ben zo nuttig bezig. Ik verveel me niet. Ik mis het zo.
De beste verhalen, trouwens? Die schrijf ik als ik depressief ben. Maar om nou daarvoor depressief te worden? Nèh. Het is misschien wel tijd, om meer blueberry-white-chocolatemuffens te eten tijdens het wandelen om mijn hoofd juist even stil te zetten.