‘Wil jij de baby even vasthouden, dan kan moeder even rusten. Ze had al gezegd dat je zou komen. Ga maar zitten, dan haal ik het kleintje.’ Een paar minuten later zit ik in een lege woonkamer met een minimensje in mijn armen.
Ik had de eerste kraamvisite bij mijn beste vriendin iets anders voorgesteld. De kraamhulp vindt het blijkbaar wel makkelijk. De moeder vindt het ook wel een goed idee. Boven hoor ik de douche aangaan. Ikzelf vind het eerlijk gezegd ook niet heel erg vervelend om het kleine meisje vast te houden zonder direct een ongemakkelijk gesprek te voeren met iemand die eigenlijk ook doodmoe van het bevallen is.
Aan haar oogleden zie ik de ze aan het dromen is. Soms grimast ze een beetje alsof ze een nachtmerrie heeft. Zo’n klein minimeisje en nu al zulke grote zorgen. De kraamhulp vertelt me dat ze bezig is de enorme overgang van de veilige, warme buik, met veilige, vertrouwde geluiden naar een koude buitenwereld zonder voortdurende geruis maar met harde, kille geluiden te verwerken.
Afgelopen maandag mocht het weer. Naar kantoor. De hele dag was er de ruis om me heen die ik zo ontzettend had gemist. Deurbellen die rinkelden, koffie die gezet moest worden, looproutes opvolgen, handenwasprotocollen om uit te voeren, telefoontjes om op te nemen, zoemende printers met opstartproblemen, mensen met kletspraatjes en vragen, overleggen en overlegjes. Thuis legde ik mijn tas en jas in de ene stoel en zakte ik op een ander. Wat had ik het gemist, maar wat is het toch een grote overgang. Daar moet ik wel eventjes aan wennen.
‘Ze moet nu weer gevoed worden,’ zegt de hulp tweeënhalf uur later als ze de baby van mij overneemt en naar mijn vriendin brengt. Daarna werkt ze me vakkundig de deur uit. De superschattige slofjes die ik zelf heb gehaakt zitten nog in mijn tas. Een goede reden om opnieuw op kraamvisite te gaan als iedereen weer een beetje aan de situatie is gewend.