Er ligt een grote stapel ongestreken was te liggen naast de strijkplank. Ik zie een vuil kopje op mijn bureau staan en de restanten van mijn ontbijt liggen op een bord op de salontafel. Ik zie dat er gestofzuigd en gedweild had moeten worden. Het grasveld is te hoog, de heg moet worden gesnoeid. Maar mijn hoofd is niet aardig vandaag. Vandaag moet ik niet voor mijn huis of tuin, maar voor mijn hoofd zorgen. Mijn eigen hoofd.
Vroeger leerde ik dat wat je doet van nut moet zijn. Piano speel je om een kerkkoor van muziek te voorzien of omdat je moet oefenen voor pianoles. Je moet eerst je huiswerk maken, de speelkamer opruimen, het oneindige werk in de tuin ondersteunen of de strijk weg werken, voordat je op de bank neer ploft en televisie gaat kijken. Sowieso doe je dat niet overdag. Avond is voor televisie en boeken zijn voor in bed.
Langzaam kleur ik mijn mandala verder. Ik ruil mijn donkergroene stift om voor een lichtgroene en probeer met dezelfde zorgvuldigheid de blaadjes naast de nu donkergroene blaadjes lichtgroen te kleuren. Ik voel de frustraties in de manier waarop ik mijn stift vast hou. Wat is er nuttig aan het kleuren van blaadjes als het niet een kleurplaat is van een kaart die je straks vol zinnen van liefde en aandacht naar iemand opstuurt. Wat is de zin van een mandala kleuren, anders dan dat je straks een nieuw kleurboek of nieuwe stiften moet kopen en zo een winkel meer omzet geeft. Het voegt niets toe, het helpt niemand dan mijzelf.
Dit is niet precies hoe ik ben opgevoed, maar zo voelt het wel. Er is pas tijd voor nutteloze dingen als al het andere is gedaan. In een huishouden met zeven kinderen, was dat natuurlijk nooit. Dat is niet het echte verhaal -we puzzelden in de kamer, speelden rummikub in de keuken en keken televisie met sinas en chips in de avond- maar het voelde wel zo. Mijn moeders zin van het bestaan, was dat zij zoveel voor anderen zorgde. Dat was hoe het hoorde.
Langzaam kleur ik mijn mandala verder. De was en afwas liggen er nog steeds. De grond is vies. De tuin is wild. Ik stop mijn groene stiften terug en pak een rose en een paarse. Eén voor één kleur ik de blaadjes van de bloemen. Het nare hoofd van vanmorgen wordt langzaam rustig. Als ik klaar ben met mijn kleurplaat zet ik de vuile vaat op het aanrecht, pak ik een boek en ga op een dekentje tussen het wilde gras liggen.
De normen van vroeger, de eisen van die tijd voel ik nog vaak, maar ik ben veranderd. Nuttelooszijn is net zo belangrijk.