Tijdens de eerste golf had ik er veel last van. Toen de huisartsenpost de politie en ambulance naar me stuurden (en terecht) was de maat vol. Ik besloot een wandelmaatje te zoeken en ik vond Tim, die op dat moment in Oegstgeest de maatregelen in zijn woonplaats Parijs ontvluchtte. We hebben uren, iedere week één, gewandeld in Cronesteyn.
Als ik nou eens wist waarom ik me voel zoals ik me voel. Dan wist ik wat ik eraan kon doen. Want dit is geen depressie dat ik voel. Dit is het zeker niet. Ik weet hoe een depressie voelt. Ik heb er al zoveel gehad. In alle soorten en maten. Maandenlang of juist een paar dagen. Verlammend of juist vol onrust. Met teveel slaap of uren wakker liggen. Als je bed je veilige haven is, of de nachtmerrie waar je steeds ligt te piekeren. Dat daar de plek is dat je doodswens groeit en steeds meer vorm krijgt.
Het voelt als persoonlijkheidsproblematiek zoals ik die krijg als ik me afgewezen voel. Het heftige vlammen dat in enkele seconden kan stijgen of zakken. Maar er is niets gebeurd. Helemaal niets dat daarop kan wijzen. Bovendien duurt dat slechts twaalf dagen. Dit niet. Dit duurt langer. Te lang. Maar het voelt wel zo. Ik wil mezelf op allerlei manieren pijn doen. Zo graag pijn doen om de steeds overweldigendere en opdringenderige gedachten dat ik intens graag dood wil te verdrijven. Ik wil niet dood, maar ik wil zo graag die gedachte weg krijgen dat ik bereid ben om daaraan te sterven.
Of is het misschien toch weer diezelfde klote huidhonger waar eerder deze coronacrisis de politie en ambulance voor moesten uitrukken. Laten we ervoor zorgen dat dat dit keer niet gebeurd.
Zaterdag krijg ik tot mijn grote blijdschap mijn eerste prik. Als het paspoort er is, kan ik er eerder dan ik had gedacht daar gebruik van maken. Misschien is het tijd om Tim te bellen, zodat we samen kunnen wandelen in het één of ander parc ergens in Parijs. En na een uurtje weer naar huis. Of zou Centre Pompidue al open zijn?