‘Had ik maar een lichamelijke aandoening,’ hoor ik vaak verzuchten als iemand wéér een andere diagnose krijgt. ‘Dan wisten ze tenminste wel in één keer wat ik had en wat ze eraan moesten doen.’ Hoewel ik zelf niet overspoeld ben geweest door diagnoses, heb ik het zelf ook regelmatig geroepen. Vooral als ik me weer eens compleet onbegrepen voelde. Had ik maar iets lichamelijks, dan waren ze tenminste duidelijk.
Één van de beste behandelmethoden die een huisarts heeft is tijd. Een klassiek geval is buikpijn. Als je rechtop een huisartenspraktijk binnenloopt en vertelt over je klachten, dan gaat de huisarts in zijn hoofd na wat het meest waarschijnlijk is. De meeste buikpijnklachten worden veroorzaakt door stress, maagdarmklachten of iets onverklaards. Zo’n lijstje met mogelijke diagnoses heet een ‘differentiaaldiagnose’. Hij sluit ernstige dingen ook uit in het gesprek. Meestal zul je dus met buikpijn weer naar huis worden gestuurd: kom maar weer terug als het erger wordt.
Als je een paar dagen later terugkomt lijkt voor jou niets veranderd te zijn, maar voor je huisarts wel. Klachten die 3 dagen langer bestaan, geven andere waarschijnlijkheden. Bovendien vertel je hem dat je echt keurig gepoept hebt met normale consistentie. Zo sluit een huisarts bepaalde dingen uit. Hij luistert wat, hij voelt wat en hoewel het allemaal wat onaangenaam is, schreeuw je het niet uit. Dan roch maar de methode ‘tijd’ toch wat meer ruimte geven.
Op zaterdag schreeuw je het uit als partnerlief net iets te hard over een drempel vliegt. Bij de huisartsenpost wordt je direct doorverwezen naar de eerste hulp. Er wordt bloed geprikt en een echo gemaakt en een uur later lig je op de OK. ‘Blindedarmontsteking,’ roept de eerstehulparts ‘duidelijker dan dit krijg je het niet’.
De eerste diagnose was dus fout, en de tweede ook, maar dat betekent niet dat de huisarts een fout heeft gemaakt. De huisarts heeft pas ontdekt dat het een blindedarmontsteking was door de tijd, omdat andere behandelingen niet werkten en omdat de klachten in de loop van de tijd veranderden. Het proces was nodig om bij de juiste conclusie te komen en een eerstehulparts weet anders een diagnose te stellen omdat ze een andere patiëntengroep met andere beginkansen behandelt. De lichte gevallen zijn er al uitgefilterd door de huisarts.
Dat blijkt dan wel weer bijna één op één te kopiëren naar de psychiatrie.
Was de diagnose eenmalige depressie die ik ooit kreeg fout? Met de kennis van nu wel, maar de diagnose bipolaire stoornis kon pas gesteld worden toen ik een hypomanie kreeg. Was het fout om mij antidepressiva voor te schrijven? Sinds ik weet dat ik daar manisch op wordt en een ultra-rapid-cycling bipolaire stoornis krijg wel, maar dat weet ik pas sinds ik het heb geslikt.
En zo is het ook in de psychiatrie. De tijd, een andere behandelaar, het wel of niet reageren op een bepaalde behandeling, verandering van klachten, zijn allemaal factoren die leiden naar de uiteindelijke diagnose. Het is geen foute diagnose aan het begin. Het is onderdeel van de weg naar de goede.