Geef mij psychosociale problemen, en ik heb er een coping strategie voor.
Paniekaanval? Doe de ademhalingsoefening die op je telefoon staat. Angst? Ga wandelen. Depressie? Kruip niet terug in bed, maar hou je ritme. Eenzaam? Ga naar je vrijwilligerswerk. Eetbui? Kook uitgebreid en eet gezond. En een ontspoorde persoonlijkheidsstoornis? Zorg goed voor je kwetsbare kind.
Ik schreef al eerder een keertje: dit kan ik. Dit is mijn vak.
Hier ben ik dagelijks mee bezig en ik ben er verdomde goed in.
Nou ja, op het gebied van dat kwetsbare kind kan ik nog wel wat meer leren om daar een gezonde volwassene voor te zijn. Ik heb haar namelijk de laatste tijd ernstig verwaarloosd en vervolgens mishandeld. Zo erg dat als het mijn echte kind zou zijn -fysiek bedoel ik dan want mijn innerlijke kind is echt- ik allang jeugdzorg op mijn dak had gekregen.
Dat kind maakt het er ook een beetje naar, hoor, want het wilt allerlei dingen die niet die niet in mijn grote arsenaal aan coping strategieën past. Sterker, meestal wilt ze het tegenovergestelde en dat kan ik haar niet geven. Dat is niet mijn vak.
Het is wel het vak van de mensen in het Respijthuis
Door mijn psychosociale coping toe te passen op mijn longcovid (oké, officieel is dat pas vanaf drie maanden ‘long’ en zit ik nu ‘pas’ op 8 weken) heb ik mezelf lichamelijk uitgeput, waarna mijn psyche vanzelf volgde. Doodsbang om psychische onderuit te gaan, vastklampend aan mijn ritme, beweging en vrijwilligerswerk, mishandelde ik mijn lichaam en stortte ik uiteindelijk psychisch in en kreeg ik alle kenmerken van ernstige persoonlijkheidsproblematiek.
In het Respijthuis hoef ik niet voor mijn kwetsbare kind en mijn kwetsbare lichaam te zorgen. Er wordt voor mij gezocht. De kruik wordt de trap opgetild. Er wordt voor me gekookt, gewassen en koffie gezet. De vaatwasser wordt in- en uitgeruimd. Als ik in bed lig komt er spontaan thee naar boven. Er is tijd voor een praatje, tijd voor rust, tijd voor gezonde, bezorgde volwassenen die mij leren om een gezonde volwassene voor mijn innerlijke kind te zijn.
Het is een weldaad voor mijn lichaam. Het herstel dat stagneerde is weer op gang gekomen: ik kan nu 800 meter lopen en 1800 meter fietsen. Het is een weldaad voor mijn geest: ik kan weer zelfstandiger beslissingen nemen en mijn wensen aangeven en heb veel minder zelfdestructieve gedachten.
Ik hoop dat ik de lessen van hier ook thuis kan toepassen.
Ik hoop dat ik de lessen van hier ook thuis kan toepassen. Dat ik net als hier een uur ’s ochtends en twee of drie uur ’s middags kan rusten, en al vroeg in de avond alvast in bed spelletjes kan gaan spelen. Dat ik de supermarkt voor me ga laten koken en mijn huishoudelijke ondersteuning laat schoonmaken terwijl ik op mijn nieuwe ligbed in de tuin in de zon lig.
Het zal niet makkelijk zijn, dit nieuwe onderdeel van mijn vak aanleren. De coping voor lichamelijke klachten net zo vertrouwd laten worden als al mijn andere coping, kost gewoon tijd en veel moeite. Die psychische coping heb ik ook niet van de ene op de andere dag geleerd. Ik noem het niet voor niets een vak.
Maar door ervaring weet ik: dit gaat me lukken