Met haar rechterhand duwt ze haar haren
achter haar oor. Met haar rechterhand gooit ze de bos haren over haar
linker schouder. Ze kijkt me aan. Ze glimlacht. Ze is.
De zachte
wind streelt haar haren. De zachte wind laat steeds een paar plukken
ontsnappen. De zachte wind. Ze kijkt me aan en glimlacht. Met haar
rechterhand duwt ze de ontsnapte haren achter haar rechter oor. De
zachte wind streelt. Ze glimlacht zacht, zacht als de wind die met
haar haren speelt.
Haar bruine ogen laten ons dromen. Ze droomt,
ik droom mee. De zachte wind streelt, ik laat de zachte wind met mijn
haren spelen. De ontsnapte plukken duw ik niet terug. Zij heeft
krullen, ik heb golven. Zelfs een zachte wind zorg voor klitten
vanavond. Dat weten we allebei. Ik glimlach zacht.
De wind is
stil. De wind is afwachtend. De wind is minder dan kalm. De wind is
weg gevallen zoals een zeewind dat op mooie zomeravonden doet. De
wind speelt niet meer. De wind is niet meer. Alleen zij en ik zijn
nog. En de zomeravond. Mijn ramen wijd open om de hitte van de dag te
laten ontsnappen en de kalmte van de avond te laten komen. Een mug
zoemt. Ze kijkt me aan vanaf haar plek. Onze haren bewegen enkel in
het ritme van een glimlach vol verwondering. Ze droomt en ik droom
mee.
Ik droom van felle onweersbuien zoals ze alleen in de zomer
kunnen zijn. Ze droomt van de geur van pas gevallen regen. Ik droom
te dansen in de warme regen. Ik doe mijn deur open en ga op een
stenen muurtje zitten. De stenen zijn nog warm van de hitte van de
dag. De doorweekt makende druppels zijn warm als de zomerse douche
die ik neem om af te koelen. Ze lacht hardop. Ze doet haar natte
haren met haar rechterhand achter haar oor. De wind speelt, de wind
overheerst. Met haar rechterhand gooit ze de dos haren over haar
linkerschouder. Ze streelt onbedoeld haar voorhoofd bij de handeling.
Haar ogen genieten harder dan de schaterende lach zou kunnen
verklappen. De wind speelt, de wind waait. De bliksem flitst, de
vertrouwde plek doet nooit angst aan. Zelfs niet in het kortstondige
witte licht. Zelfs niet met her rommelen op de achtergrond.
De
wind heerst, de wind komt en gaat. Wij leven met haar mee.
Ze
kijkt me elke dag aan vanaf de muur. Met een lichtgroene omlijsting,
met de zachte pastelkleuren past het schilderij van haar perfect in
mijn huis. Past het perfect bij mij. Zij glimlacht naar mij met een
dromende blik in haar ogen, en ik glimlach terug. Hoe hard het ook
waait, zij ontroerd mij.