Het worden hier ‘biezen’ genoemd. De eerste planten die dankzij de verslibbing in open water begonnen te groeien. Het oprukkende biezengors zorgde ervoor dat riet kon groeien. Dat zorgde er weer voor dat wilgenbossen konden groeien en weilanden in gebruik raakten.
Thuis heten het bossages, houtwallen of struikgewassen. Ze zijn gegroeid omdat iemand bedacht dat ze daar moesten groeien. Ze zijn gegroeid omdat ze zijn aangeplant. Dat maakt het niet minder mooi, niet minder machter en niet minder de moeite waard om te ontdekken.
De dijk is hoog, in het gras is een voetpad gemaaid. Rechts het water, links een fietspad. Rechts de biezen en het riet, links de weilanden, de sloten, de wilgenbossen die soms zijn omgehakt door de bevers. De zon heeft gewonnen van de regen. Het spel tussen wolken en zon zorgt voor steeds een ander zicht.
Thuis staat het riet hoog, tussen het door de wind zingende groei is een smal voetpad gemaaid. Het groen groeit hoger dan een vrouw groot is. Het lijkt er eenzaam en is het tegelijkertijd niet. De wereld is klein en beslaat enkel uit gekoesterd worden door de aangeplante natuur van het moment. Morgen is er weer een ander uitzicht.
Na het water is er een volgend eiland en weer water, biezen, riet, wilgen en weilanden. De boten die fluisterend varen verbreken de stilte niet. Ik herken het pad in de verte, ik herken het huisje met het hek erom waar ik linksaf moet.
Thuis kan ik me oriënteren aan de flatgebouwen aan de verte waar ik me bevindt. Ik kan de snelweg horen suizen, de treinen horen denderen en aan het getinkel hoor ik of het de overgang is of de brug die zich sluit.
De zon durft steeds meer te schijnen. De weilanden zijn bevolkt door vlinders. Bevers hebben bomen om geknaagd. Er groeien nu meer bladeren aan de bomen dan afgelopen winter. De vogels zingen harder. De zon schijnt net zo fel als toen we de as uitstrooiden.
‘Bomen. Waaien. Wind.’ fluister ik als ik tussen de wilgen door naar het vlakke weiland, de bochtige sloten en de einder kijk. ‘Boomen. Waaien. Wind.’ Ik ben alleen. Ik zing zacht mijn moeders lievelingslied. Ik huil om hun gemis. Ik voel mij thuis.