Ik heb een erfenis gekregen. Zo mooi, zo mooi als alleen liefdevole erfenissen kunnen zijn. De peer en pruim zijn altijd keurig gesnoeid. De roos bloeit nu al welig met haar roze bloemen die op een warme dag binnen een paar uur van knop naar volledige bloei gaan. Een voorzichtig groeiende tak die ik onmiddellijk als framboos herken.
Mijn erfenis geeft veel verschillende bodembedekkers waar ik de namen nog niet van weet. Overal is iets nieuws te ontdekken. Nergens is het saai. Ik kijk er nu al naar uit om op mijn nog niet gekochte bistrosetje een boek te lezen in de lentezon. Ik kijk er nu al naar uit om op mijn nog niet gekochte kleedje op het gras naar de sterren te kijken in warme zomernachten.
De vijver is voor haar kikkers en mijn nichtjes die ze graag voor mij zullen vangen en trots op mijn tafel zullen neer gaan zetten terwijl ik dat boek aan het lezen ben. De tuin is bedoeld om in te dwalen, te ontdekken en om sla en wortelen te kweken. Om mijn aardbeien te laten groeien, zo graag en zo veel dat ze mijn tuin overwoekeren.
De planten staan nu nog veilig in de balkonbakken waarin ze stonden voordat ik deze erfenis kreeg. In mijn volle tuin heb ik al een mooie, zonnige plek gevonden om ze te gaan planten. Maar eerst moet ik van mijn konijn af.
De man die mij mijn erfenis gaf was een groot liefhebber van buxus. Een zijn grootste kunstwerk in zijn tuin is een afzichtelijk, metershoog, uit verschillende planten bestaande buxuskonijn. Ik deel zijn liefde niet en ben zijn konijn liever kwijt dan rijk. En het zal nog wel een hele klus worden dat beest uit mijn tuin te verjagen. Wat dat betreft is het net een echt konijn.