Verbouwereerd kijk ik mijn gesprekspartner aan. ‘Ik zeg niet dat ik trots op je ben, dat ben ik niet, ik zeg dat ik in je geloof.’ Het gaat over mijn vader, over hoe hij mij waardeerde.
Ik was net zo lekker bezig te vertellen waarin hij me waardeerde, de dingen waarmee hij zijn liefde voor mij uitsprak. Ik vond het zelf een aardig indrukwekkende opsomming. En nu moest het opeens over ‘geloven in’ gaan in plaats van ’trots zijn op’. De tranen drukken op mijn ogen. Mijn vader was vaak trots op mij. Zelfs op hoe ik mijn leven vorm gaf met mijn bipolaire stoornis, hij was trots op mij als ervaringsdeskundige, dat ik interviews gaf en met ministers sprak. Hij zou zo trots geweest zijn op me wegens het NOS interview dat ik laatst gaf. Over mijn blogs zou hij weer gemengde gevoelens hebben, maar op mijn boek zou hij ook heel trots zijn.
Hij was niet iemand die op mijn diepste dieptepunten nog in mij geloofde, tenminste dat sprak en straalde hij nooit uit. Hij zal vast in mij geloofd hebben. Hij sprak het alleen nooit uit. Nooit zoals andere familieleden en mijn vrienden dat altijd steeds opnieuw tegen me bleven en blijven zeggen. Dat ze in mij geloofden. In mij, in mijn goede afloop, dat ik mijn pad wel zou vinden. Maar bovenal in mij, in mijn kracht in mijn wezen, in mij als een volwaardig persoon met al mijn gebreken.
Hij zou nooit begrijpen dat ik de trots juist nodig had op de momenten dat ik helemaal niets presteerde. Dat ik niets behaalde. Dat dàt juist de momenten waren dat ik grote overwinningen op mezelf behaalde. Zoals de vrienden trots waren toen ik eindelijk begreep dat ik een vraag moest stellen om een antwoord of hulp te krijgen die ik wil in plaats van iets suggereren. Ik was zo trots dat ik dat ook direct in de praktijk kon brengen en zag dat het effect had. Mijn vrienden waren eigenlijk niet eens trots. Ze hadden bewondering voor me.
Ik begin te huilen. Het is al enige tijd stil en mijn gesprekspartner heeft geen intentie om die stilte te doorbreken. Ik voelde me vaak ongemakkelijk als mijn vader zei dat hij trots op me was. Het gaat altijd over dingen die je feitelijk gezien hebt behaald. En dat doe ik vaak niet. Geloven in is iets om door te kunnen graven naar hoop, naar verandering, naar ontwikkelen, door kunnen gaan met blauwe plekken en schaafwonden van het struikelen en vallen krijgen.
Geloven in is smeerolie. Het voelt zo vies om aan te raken. Toch geeft het vlekken die er nooit meer uit gaan. Je zult je altijd herinneren dat je het bent tegen gekomen, je hebt het het hardste nodig als je leven het stroefste gaat, en het is noodzakelijk om de machine van je leven soepel te laten draaien.