Zachtjes trek ik de deur achter me dicht. Hoewel er nog een paar mensen in het pand zijn duw en trek stevig aan de deurknop om zeker te weten dat de deur in het slot is gevallen. Ik stop mijn werksleutels in het voorvak van mijn tas en doe de rits ervan dicht. Ergens onderin het grote vak vind ik mijn fietssleutels. De zon schijnt op mijn hoofd. Er waait een warme wind door mijn haren. De stad bruist.
Binnen is het kantoor. Het werk van spontaan en vriendelijk lachen. Grapjes maken over gedwongen looproutes. Papierenbekertjeskoffie. Je soms focussen en soms sociaal doen. Mensen welkom heten en de weg wijzen. Kletsen vanaf de balie. Koffie zetten voor cursussen. Vragen om handen te wassen. Niets in normaal in coronatijd.
Ik sta buiten op de stoep. Ik haal de fietsleutels uit het grote vak en stop ze in mijn fietsslot. Ik strijk de haren uit mijn gezicht, achter mijn oor. De wind speelt met mijn haren. Het is warm. Ik haal mijn tas van mijn schouder en leg hem tegen mijn achterwiel aan op de grond. Ik trek mijn vest uit en stop hem in mijn fietstas. Dan gooi ik mijn tas weer over mijn schouder. Ik draai de sleutels om. Op de weg is er de drukte van auto’s en fietsers.
Binnen is het best koud. Het is heerlijk op kantoor te werken met een warm vest aan. Ik loop op blote voeten over de koude tegels als ik zere voeten heb gekregen door het vele staan. De deuren op een kier om de warmte en het vocht wat te verdrijven. Een telefoon die rinkelt. Kletspraatjes maken om te weten wat collega’s bezig houdt. E-mails beantwoorden. Een beleidsstuk uitwerken. Een kort overleg over een klant. Cursussen die beginnen. Troep om op te ruimen. Alles is normaal tijdens coronatijd.
Maar nu bruist de wind door mijn haren. Ik kijk om me heen. Ik wacht voor een fietser. Ik ontwijk een auto. Ik glimlach naar de voetganger die wacht bij het stoplicht. De stad leeft. Bij het ene stoplicht rij ik door rood, bij het drukke kruispunt wacht ik op groen. Ik zwaai enthousiast als iemand mij voorrang verleend en manouvreer rond een kind dat nog pas net fietst. De ouder glimlacht dankbaar. Ik bedenk wat ik vanavond ga eten en de eerste alinea van een nieuw blog.
Voor ik naar huis ging moest ik mijn bureau, de balie, de bar en de keuken desinfecteren. Ik moest iedereen op afstand houden. Duizend keer mijn handen wassen en iedereen eraan herinneren dat ze niet zonder reservering op kantoor mogen werken. Niets is zoals gewoon en tegelijkertijd is alles weer normaal. Want aan het einde van de dag trek ik de deur van mijn kantoor achter me dicht
Binnen is het kantoor. Buiten is de rest van mijn leven.