Flarden worden woorden. Woorden worden zinnen. Zinnen krijgen betekenis. Slecht zachtjes.
Een wiegend schip wiegt niet zonder water, zonder stromen, zonder golven, zonder wind. Slechts zachtjes.
Woorden, flarden woorden, fluisteren slechts zonder een pen. Zonder inkt. De pen wiegt zachtjes in mijn vingers.
Gedachten zijn slechts schimmige flarden op waarden. Woorden worden zinnen en geven aan de zin zijn betekenis.
De schrijver zoek grip. De woorden komen vanzelf. De inkt legt ze vast. De betekenis blijft soms ver.
Mijn haren wiegen in een vleugje wind. Een pluk ontsnapt, streelt mijn wang, mijn neus, mijn hals. Slechts zachtjes.
Ik probeer grip te krijgen. De zon schuilt achter een wolk en keert weer terug. De schaduwen komen en gaan. Komen en gaan. Komen en gaan. Komen en gaan. Komen alleen als de zon komt, en gaan als de zon schuilt. Ze schijnt verraderlijk zachtjes.
De schrijver schrijft de woorden die komen. Soms met een snelle penstreek, soms slechts een flard, soms als een gedicht waar de lezer alleen betekenis aan geeft. Maar altijd zachtjes, altijd zachtjes, altijd.