Bij ons thuis gingen er alleen kaarsjes aan met kerst. Met gehandicapte kinderen aan tafel was het altijd de kunst om ze buiten hun bereik te houden. Gelukkig hadden we een hele grote eettafel en veel oplettende grote zussen, en is het iedere kerst goed afgelopen.
Maar ik heb nog een andere associatie van vroeger met kaarsjes. Als puber vond ik kaarsjes en wierrookbranden bij me horen. Terwijl ik achter een hele oude computer mijn verhalen schreef en op mijn diskette zette zodat ik ze beneden op het wereldwijd web kon zetten, brandde er naast me in het raamkozijn bijna altijd kaarsjes.
Ik kan de kamer van toen nog steeds uittekenen. De halfhoogslaper van mij met kasten eronder, het bed van mijn zus, de grote bruine kast, mijn zwarte nachtkast en het computerbureau waar ik mijn werkstukken maakte en mijn verhalen schreef en de waxinelichtjes op de vensterbank.
Op een dag kreeg ik een forse preek. Broerlief had mijn aanstekers gejat om dingen in de badkamer in brand te steken. Ik moest mijn spullen beter verstoppen. Boos worden mocht niet, want hij had hechtingsproblematiek. De preek heb ik nog een aantal keer aan moeten horen, want hij vond de aanstekers ook in mijn sokkenlade en als ik ze bovenop de kast legde. Uiteindelijk ben ik gezwicht.
In al mijn studentenkamers stonden waxinelichtjes op de vensterbank. Ik stak ze nooit aan. Alleen met kerst.
Met mijn broertje heb ik geen contact. Dat ligt niet aan hem. Wie weet, lees je het wel: het ligt niet aan jou en het heeft nooit aan jou gelegen. Het lag aan al die momenten dat ik moest zorgen voor jouw hechtingsproblemen, waardoor er zelden gezorgd werd voor mijn puberproblemen. Voor dat kleine meisje dat ik toen was en waar ik nu in mijn schematherapie eindelijk voor leer zorgen.
Bij thuiskomst van Buitenkunst besloot ik om beter te kunnen slapen minder kunstmatig licht te gebruiken. Sindsdien steek ik vanaf schemertijd kaarsjes aan, in plaats van lampen aan te zetten Het werkt erg goed, maar het is ook prettig om omringt te worden door de kleine vlammetjes. Ik heb ‘wandelkandelaars’ en een storm-olielamp gekocht. Zo doe ik bij kaarslicht de afwas, studeer ik, speel ik een spelletje en lees ik in bed een boek. En als ik even wat meer licht nodig heb, leg ik waxinelichtjes op een dienblad en verlicht ik zo mijn kamer.
Al snel ontdekte ik dat bij kaarslicht je aansteker vinden best uitdagend is. Daarom heb ik er eentje aan mijn stormlantaarn vast gebonden, wetende dat alleen als ik het toesta er dingen aangestoken kunnen worden in mijn badkamer. Het zijn mijn kaarsjes, het zijn mijn kamers, het is mijn huis, het is mijn leven waar dit op dit moment thuishoort en bij past