Veilige plek

Terwijl ik dit schrijf leunt mijn rug tegen de rugleuning en mijn linker zij tegen de armleuning van mijn cognackleurige, ledereren bank die ik na het overlijden van mijn oma heb gekregen. Soms verbeeld ik me dat ze naast me zit en zegt “Och, kind, dat weet ik ook niet hoor”. Mijn voet leunt op de eikenhouten, ronde salontafel die ik van mijn grote broer heb gekregen toen hij naar zijn koopwoning verhuisde.

Ik kan erg gehecht raken aan spullen die ik van andere mensen krijg

Zo zal ik altijd als eerste de theedoeken gebruiken die mijn tante zelf heeft geweven. Mijn communieservies, plakte ik met eindeloos geduld toen het gevallen was. De vitrage die ik voor mijn eerste kamer kreeg, ligt nog steeds in een doos. De blauwe omslagdoek die een haakgrage zus haakte, is mij het liefste. De grote kamerplant, ooit gekregen van mijn zussen, krijgt lieve woordjes als ik haar water geef. En alle kaarten die ik ontvang verdwijnen niet in de papierbak, maar in een grote doos waar ik soms in zoek en kijk.

Spullen kunnen hooguit kapot vallen. Ze kunnen niet doodgaan of ‘nee zeggen’ als ik vraag of ze om me willen geven. Spullen zijn de resonans van de liefde en aandacht die ik ooit kreeg.

Spullen zijn veilig

Mijn fiets staat tegen de schuilhut. Hij staat midden op het veld. Er is een watertappunt en stopcontacten. Het is een weldaad om even in de schaduw te zitten aan de picknicktafel, na de lange fietsdag. Achter de heg weet ik reeds, want daar staat het toiletgebouwtje, is een prachtige, schaduwrijke bloementuin met bankjes en waterpartijen die kabbelen zoals het heerlijk warme water van de Saône waar ik over ruim 550 kilometer in zal zwemmen. Aan de oevers zal ik lachen om het handen en voeten gesprek in mijn beroerde frans dat ik zal voeren met drie kleine, geduldige kinderen terwijl mijn natte kleding droogt.

Ik beeld me in dat ik vanaf mijn plekje de bloementuin kan zien en ruiken

Ik weet dat achter mijn schuilhut een groene boomgaard staat, maar ik zie de witte bloesems die twee maanden eerder duizenden toeristen naar deze streek trokken. Morgen zal ik een prachtig gesprek met de eigenaar hebben over de pelgrimstocht die mijn leven heet. Vanaf morgen is de depressie waarmee ik vertrok verleden tijd en zal ik in een tijd van ultra-rapid cycling meer dan twee weken stabiel zijn.

Een echtpaar komt de camping opgereden, hoewel ik ze pas St. Mihiel zal treffen na een rustdag door ziekte. Ook hen trekt het koele water van het watertappunt. Ze glimlachen me vriendelijk toe en maken zich zorgen omdat hun zoon ook lithium slikt. Ze geven me chips, eieren en kwark en bemoederen wat over me terwijl ik tegelijkertijd een volwaardige medereiziger blijf.

Ik grinnik. “Het zijn inmiddels drie verschillende campings geworden,” zeg ik. “Dat is goed,” zegt mijn psycholoog.

“Je veilige plek hoeft niet in het echt te bestaan.”

Thuis kruip ik volledig uitgeput door de oefening in mijn bank. Ik zie mijn plant. Over een stoel zwerft mijn lichtblauwe omslagdoek. De Een paar kaarten staan nog naast mijn televisie. Naast me ligt een theedoek om mijn kleding te beschermen als ik eet. Ik zet mijn rechtervoet op mijn salontafel. De gordijnen zijn dicht. Ik ben alleen. Niemand die mij in de steek laat. Niemand die achterblijft. De hele heftige oefening van mijn psycholoog is voorbij.

Mijn veilige plek bestaat ook echt

camping Leeuwerikkenveld
wild kamperen (Autet)
rust (St. Mihiel)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *