Ik heb 259 Facebookvrienden. En dat terwijl lang niet al mijn echte vrienden op Facebook zitten.
Deze ‘vrienden’ zijn deels vrienden uit een vorig leven. Mensen met wie ik geneeskunde of ergotherapie studeerde. Mensen met wie ik geen contact heb.
Het zijn ook mensen van mijn studentenvereniging, mensen met wie ik uren aan de bar heb gehangen, mensen met wie ik dagen op een zeilboot heb gezeten. Ik ben veel van hen uit het oog verloren.
Er zitten partijgenoten tussen. Alleen omdat ik het leuk vind de politiek te volgen en de beleidsmakers op dingen attent te maken.
Er zitten mensen tussen die ik in het circuit van de psychiatrie heb leren kennen, en die ik graag volg om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen.
Ook zijn het familieleden die zich over het land en België hebben verspreid. De vele neefjes en nichtjes die ik eens per jaar bij de verjaardagen van mijn oma’s zie.
Het zijn ook een aantal mensen die me echt heel dierbaar zijn. Mijn zussen natuurlijk, mijn vader en zijn beste vriendin. Een lieve tante en haar Facebookloze echtgenoot. En Facebook zorgde er ook voor dat mijn lievelingstante en ik ook weer contact hebben. Tot slot zijn er nog een paar echte vrienden. Echte vrienden die ik maanden niet zie en toch op ze kan bouwen.
Sinds ik mijn columns publiceer heb ik ontdekt dat naast mijn lotgenoten ook een behoorlijk aantal andere Facebookvrienden lotgenoot zijn. Ze schrijven het fijn te vinden om mijn avonturen te lezen. Het motiveert mij om me kwetsbaar op te blijven stellen.
Onlangs kreeg ik weer zo’n bericht naar aanleiding van een column. Toevallig kwamen we elkaar een paar dagen later tegen in de Haarlemmerstraat. We raakten in gesprek en onherroepelijk kwam het onderwerp op depressie. We zochten een rustig plekje op en we praatten zoals vrienden praten die elkaar lang niet hebben gezien.
Omdat de winkelstraat toch niet prettig praatte heb ik haar uitgenodigd om later die week te komen eten. Ondanks het delen van onze ellende was het gezellig. Ze verzuchtte, het is zo fijn om met iemand te praten voor wie het normaal is.