Laats kwamen er twee meisjes naar me toe. ‘Wat heb je een onwijs leuke jas aan,’ zeiden ze, ‘waar heb je die gehaald?’ Terwijl ik doorliep glimlachte ik breed en draaide me even om. ‘Hij is al heel oud,’ riep ik ze toe.
Mama en ik hadden vroeger dezelfde kledingmaat. Toen ze dood was heb ik kleding van haar uitgezocht en wat ik leuk vond nam ik mee naar leiden. Jarenlang kon ik de kleding niet aantrekken. De t-shirts, broeken en jasjes hielden de hele dag het verdriet om mijn moeder levendig.
Zoals na ieder verlies heelt de tijd niet, maar helpt het wel de scherpe kantjes wat botter te maken. Maar op de dag dat de kantjes bot genoeg waren, was ik gegroeid van maatje 40 naar maatje 48. Ik droomde ooit te mogen stoppen met mijn pillen en dan weer in mijn eigen en mijn moeders maatje 40 terug te komen. Ik verhuisde, ik zocht mijn kleding uit en ik nam mijn dromen met me mee.
Na het afscheid van mijn werkzame leven besloot ik me te richten op haalbare dromen. Inclusief mijn kledingmaat. Samen met mooie jurken, praktische broeken en schattige blouss verdwee mijn moeders kleding op een maandagmorgen in een zak van Max.
Een doffe, donkerbuine, zachtlederen jas gevoerd met witte wil. Twee van de drie gespen zijn verdwenen. De ringen waar de gespen bij hoorden zijn half uitgescheurd uit de stof. In de rechterzak zit een gat.
Net zoals in mijn eigen, rode, vilten winterjas. Daar zit ook een gat in de rechterzak. Mama en ik hebben blijkbaar allebei de gewoonte om onze sleutels in de rechterzak te stoppen, en daar kunnen rechterzakken niet tegen.
Vanmiddag zag ik deze jas in mijn kast hangen. En voor het eerst besloot ik hem aan te trekken voor mijn avondwandeling. Tijdens het wandelen kwamen twee meisjes naar me toe. Ze zeiden dat ik zo’n leuke jas aan had. Ik glimlachte en ik voelde dat mijn moeder dat ook deed.