Zaterdagmarkt.
Ik slenter tussen de mensen. Snel doorlopen heeft geen zin. Alle andere mensen slenteren ook. Het is een aangenaam warme dag aan het begin van de zomer. Leiden ontwaakt rond tien uur en is vanaf elf uur op de markt te vinden. Het is een goed excuus om na dagen van regen weer naar buiten te gaan. De terrasjes zitten vol en ik slenter langs mijn favoriete kramen.
De markt is een aaneenschakeling van geuren. De groenteboer ruikt zijn zoete, rode geur van vollegrondaardbeien. Zijn buurman de geur van klein wit fluitekruid. Een kraam vol romige thee en zondag-oma-visite-dag waar we zelf de bonen mochten malen. Een kraam met de geur van echt leren tassen en riemen. Even blijf ik staan om de sjaals die ze ook verkopen te bewonderen. Ik hoef niet naar de prijskaartjes te kijken om te weten dat ze ver boven budget zijn. Kramen zonder geur waar je handdoeken, telefoonhoesjes, puzzels en dekbedovertrekken kunt kopen. De kramen waar marktkooplui niet schreeuwen maar geduldig wachten.
Bij de poelier ruik je het knisperende laagje dat in de grote oven wordt gesmeed rondom de haantjes. Langzaam vind ik mijn weg van Annie’s naar de Hooigracht. Bij de kaasboer steel ik een klein stukje extra oude kaas. Het zout in mijn mond vermengd zich met het romige van kaas. Mijn mond voelt de harde korsten van het oude. Langzaam kauw ik om van iedere seconde smaakgenot te genieten. De Korenbrug biedt in alle drukte een moment van rust.
Als ik verder loop ruik ik de geur van vers gebrande noten, nog lang voordat ik de kraam in zicht krijg weet ik dat ik er ben. Terwijl een klein leger aan hulpjes de klanten bedient is het Ilias zelf die schreeuwt van stokbroden, noten en tapenades. Voor de kraam staat steeds dezelfde jongen die zijn verse noten verkoopt door ze weg te geven. Vandaag heb ik niets om te kopen, met een glimlach neem ik de noten in ontvangst.
Ze knisperen in mijn mond. De geur wordt vermengd met smaak. Pinda’s zijn niet mijn ding, tenzij ze vers zijn gebrand.
Zodra ik Ilias ben gepasseerd kom ik in een andere wereld terecht. Tot nu toe waren de geuren een grote variatie van aangenaamheid. Na Ilias komen kraam op kraam op kraam de vreselijke geuren tegemoet. Geuren waarvan ik weet dat de grachten er nog twee dagen naar zullen stinken. Twee volle dagen ruik je waar de kramen stonden. En toch loop ik ook daar rustig en opmerkzaam langs.
De viswijven proberen nog harder hun waren te slijten dan Ilias. Vanaf het smeltende ijs kijken grote, dode ogen mij aan. Ik walg van de geur die het teweeg brengt. Ik geniet van de smaaksensatie die ze me zouden kunnen gaan bieden. Hij ontdoet het zilveren gevaarte vaardig en met de chirurgische precisie van eeuwenlange ervaring van zijn kop en graat. Voor een paar euro ruilt hij van eigenaar. Samen met voorgesneden fabrieksuitjes glijd hij hap voor hap in mijn mond.
Zaterdagmarkt in Leiden.
prachtig geschreven