Het zal je overkomen. Dat je zo erg in psychische crisis raakt dat je niet meer duidelijk kan maken wat je op dat moment nodig hebt, of dat het ‘beeld’ totaal niet vertelt wat er werkelijk in je om gaat. Dat overkomt mij gelukkig niet, ik heb geen last van psychoses of dissociatie. Ik kan altijd vertellen wat ik nodig heb. Een crisiskaart vond ik dan ook altijd compleet overbodig.
Op een dag kwam een politieagente bij mijn werk vertellen over hoe zij met verwarde personen omgaan. Het nut van de crisiskaart kwam uitgebreid ter sprake. Ik vertelde trots hoe ik alles geregeld had. Het ICE-nummer van mijn zus, dat ik mijn vader niet als ‘papa’ in mijn telefoon had staan maar als ‘Jac’ omdat ik niet wilde dat hij gebeld zou worden, het handgeschreven medicatielijstje in mijn portemonnee en dat ik nog nooit psychisch verward was geweest. Voor mij was de crisiskaart nutteloos. Tot zij vertelde dat pas op het allerlaatste moment pas het ICE-nummer wordt opgezocht, bij wijze van spreke pas als je op de OK ligt. De crisiskaart kun je bovendien geven, zonder dat hulpverleners moeten snuffelen in je persoonlijke spullen.
In diezelfde periode hoorden we dat mensen op mijn werk deze crisiskaart gingen maken. Ik bood mij spontaan aan als proefobject. Een project dat even spontaan werd stopgezet omdat ik voor de zoveelste keer in een crisis raakte en voor de zoveelste keer niet meteen de behandeling kreeg ik die goed voor mij was geweest. En dit gebeurde volledig door mijn eigen schuld, omdat ik op dat soort moment niet kan vertellen wat er werkelijk in me om gaat, omdat mijn ‘beeld’ overeenkomt met een totaal ander boekje en dat ik daardoor uit een ander boekje een behandeling krijg.
Hierdoor gemotiveerd werkte ik niet veel later hard verder aan de inmiddels toch erg nuttig gebleken nog niet gemaakte crisiskaart. Het was echt hard werken. Hoe ziet een crisis er precies uit? Wat ziet iemand aan de buitenkant? Wat heb je dan wèl precies nodig? Wat wil je dat wie doet en waarom? Wat wil je absoluut niet? Welke medicatie was nuttig bij crisis, welke medicatie mag je echt niet krijgen?
Het kaartje is opgevouwen zo groot als een creditcard en uitgevouwen zo breed als een creditcard en zo lang als een A4’tje. Je moet dus goed nadenken wat erop komt te staan, je moet goed nadenken wat het allerbelangrijkste is. Er zit wel een groter document achter het kaartje, maar het kaartje is het eerste dat een hulpverlener te zien krijgt.
Er staan ook wat dingen op die heel logisch lijken, bijvoorbeeld dat ik een bril draag, maar die op het moment van ongeval of crisis opeens wel belangrijk kunnen zijn. Zonder bril kan ik bijvoorbeeld niet op een klok kijken. Dus als je dan tegen me zegt, ik ben over een kwartier weer terug, levert dat problemen op.
Alleen al door het maakproces kreeg ik meer grip op mijn crisissen en op mijn behandeling. Het wordt ook wel gezegd dat een crisiskaart maken alleen al een belangrijk deel is van voorkomen dat je opnieuw in crisis raakt. Bovendien maak je de kaart niet alleen, maar ook met hulpverleners en betrokkenen. Zij zijn nu meer dan ooit op de hoogte van mijn wensen bij bepaald gedrag van mij.
Op de voorzijde staat het logo van de landelijke crisiskaart zodat iedere hulpverlener meteen weet wat ik hem of haar in zijn of haar handen druk. Maar op de achterzijde staat wellicht de meest belangrijke afspraak van alle afspraken die erop staan…
“Deze crisiskaart is van mij en kan alleen werken als de wensen en afspraken door een ieder worden gerespecteerd en opgevat als aanwijzing hoe te handelen.”
Het is mijn kaart. Het is mijn regie. Ook als ik de regie even kwijt ben.