17 dagen.
Hoe snel neem je iets dat nooit vanzelfsprekend is voor je als iets vanzelfsprekends aan.
Hoe snel duurt het tot je denkt dat voortaan altijd de dagen verlopen zoals ze nu verlopen.
Hoe snel wen je aan het feit dat dingen heerlijk weinig moeite kosten.
Hoe snel ben je ervan overtuigd dat het niet mogelijk is om ooit nog de grip op je leven nog te verliezen.
Hoe snel kun je je er geen voorstelling meer van maken wat het is om depressief te zijn.
Hoe snel voelt het niet meer als een luxe, maar als normaal dat je geen dagplanning meer hoeft te maken.
Hoe snel went het dat je zonder moeite een weekend hebt.
Hoe snel hoef je niet nuttig te zijn om toch jezelf te mogen zijn.
Hoe snel wen je eraan dat je van jezelf jezelf mag zijn.
En hoe snel gaan die dagen en weken weer voorbij…
Hoeveel pijn doet het om te voelen dat het zand door je vingers begint te glippen. Hoeveel pijn doet het om te merken dat het zand alleen maar sneller glipt als je harder je best doet het vast te houden. Hoeveel pijn, hoeveel pijn, hoeveel pijn om het te merken.
Om te merken dat de reis naar huis nodig is om je hoofd leeg te maken.
Om te merken dat busreizen in de spits niet zonder koptelefoon kan.
Om te merken dat de was ophangen een intensieve bezigheid is.
Om te merken dat feesten vieren te zwaar is.
Om te merken dat je wakker ligt vol destructieve gedachten.
Om te merken dat oxazepam in je handtas noodzakelijk is.
Om te merken dat het makkelijker is om friet te bakken, dan om een maaltijd op te warmen in de magnetron.
Om te merken dat douchen geen luxe meer is, maar bittere noodzaak om jezelf onder controle te krijgen.
Als je terugkijkt op 17 bijzondere dagen die zo bijzonder waren omdat gewoon je leven leiden voor heel even niet bijzonder was.
Als de laatste 2 dagen misschien nog bijzonderder waren, omdat het ondanks het wegglippen van het zand, mijn zand, mijn vanzelfsprekendheid, het me lukte mijn hand te ontspannen en dat daar op dit moment een hoopje zand op ligt.
Dag 19.