Het is grauw. Wolken jagen door de
lucht. Ik moet vlug zijn, de zon is nog net niet onder. Ik vind het
niet erg om in het donker langs het kanaal te wandelen, maar als ik
vandaag nog langs het kasteeltje wil dan moet ik opschieten.
Cronesteyn is erg donker als het donker is en uit ervaring weet ik
dat bij het kasteeltje het al vroeg in de avondschemering onaangenaam
wordt. Ik gris twee plastic tassen uit mijn voorraadkast en prop deze
in de grote zak van mijn hoodie. Dan trek ik mijn gympen aan, ik pak
een warme sjaal van de verwarming en mijn winterjas van de
kapstok.
Buiten miezert het een beetje. Na het spoor schiet ik de
waterspeeltuin in. De instructeurs van hardloopgroepjes zijn
onverbiddelijk: ook met slecht weer moet er gesport worden. Nee,
hardlopen is echt niets voor mij. Ik ben meer van het wandelen.
Enigzins bewonderend kijk ik naar ze als ik langs ze wandel. Op het
veldje hebben de hangjongeren dit keer alleen rondom de vuilnisbakken
zwerfafval verzameld. Ik gooi het in de bakken. Alleen de gebroken
fles laat ik liggen.
Via een smal pad loop ik in de richting van
de camping. Ik kijk om me heen, ook al weet ik dat hier zelden wat
ligt. Het is eigenlijk gewoon een oefening in mindfullness, heel
bewust kijken naar het hoge gras en de beginnende berenklauw. Ik vind
één lollystokje.
Ik steek het grote fietspad over dat dwars door
Cronesteyn loopt. Ik loop achter de camping en de schooltuinen langs
naar het kasteeltje. Tussen de bomen zie ik het rode licht dat
weerkaatst wordt door de flats aan de andere kant van het kanaal. Het
bos is nog stiller dan normaal, ik moet opschieten voordat de zon
echt verdwijnt. Ook hier vind ik niet meer dan een enkel verdwaald
zakdoekje.
Vlak voor de boerderij van Gemiva schiet ik linksaf het
fietspad op. Als je uit het bosje gaat, is het meestal weer wat
lichter. Vandaag ook. Hier ligt altijd wel wat meer. Hoewel als ik,
zoals vandaag, voor het schelpenpad langs het water kies, ik veel
minder troep tegen kom. Zoals gebruikelijk is mijn eerste tas halfvol
als ik bij het Lammenschanseplein arriveer. Voordat ik het trapje kan
beklimmen, kom ik weer een hardloper tegen. Ditmaal zonder groepje.
Ik heb misschien nog wel meer bewondering voor hem: zonder een
instructeur toch met dit vieze weer naar buiten gaan om iets te doen
waar ik echt een spuughekel aan heb.
Ik laat hem voorgaan. Als ik
boven sta zie ik een binnenvaartschip aankomen, maar ik ben eerder en
heb lang voordat de bellen af gaan de brug gepasseerd.
Nu komt het
echte werk. De eerste halve tas raakt vol als ik door de tunneltjes
loop. De andere tas vult zich vanzelf als ik aan de andere kant van
het kanaal langzaam richting huis ga. Vlak voor mijn huis kom ik
voorbij de ondergrondse container waar ik het pasje van heb. Shit,
die heb ik binnen laten liggen.